Leerdoelen

Leerdoelen

Hier gaan we bewijzen dat we alle leerdoelen begrijpen, door middel van een kort stukje tekst, zelfgeschreven.

5.1.1

Je legt de bouw van ons zonnestelsel uit (planeetbanen, maan-aardestelsel, satellieten) en je licht de dimensies (grootte, afstanden) toe met modellen. 

Ons zonnestelsel bestaat uit de zon, acht planeten die rond de zon draaien en manen die rond deze planeten draaien. De planetenbanen zijn als een platte schijf, het eclipticavlak genoemd. De planeten draaien in een min of meer cirkelvormige baan om de zon heen. De afstanden en grootte van de planeten zijn enorm. Om dit duidelijk te maken, kunnen we de zon verkleinen tot een basketbal en dan is de aarde maar een erwt op 24 meter afstand! De maan is ongeveer 1/4 van de aarde en draait in een bijna cirkelvormige baan om de aarde heen op een afstand van 384.400 km. De afstanden tussen planeten zijn ook erg groot, dus om deze beter te begrijpen maken we schaalmodellen. Satellieten, zoals kunstmanen, draaien in banen rond de aarde op verschillende hoogtes. Het zonnestelsel is een interessant en complex systeem waar we nog veel over kunnen leren. 

5.1.2

Je legt met modellen uit dat de beweging van de aarde om de zon en van de maan om de aarde natuurverschijnselen veroorzaken en je beschrijft gewichtsloosheid met een voorbeeld. 

De beweging van de aarde om de zon en van de maan om de aarde veroorzaken natuurverschijnselen. Door de draaiing van de aarde ontstaan dag en nacht en door de beweging om de zon ontstaan seizoenen. De maan zorgt voor eb en vloed. Dit komt doordat de maan aangetrokken wordt door de aarde. Door deze aantrekking verandert de vorm van het water op aarde en ontstaan eb en vloed.

Gewichtsloosheid ontstaat wanneer er geen zwaartekracht meer is. Bijvoorbeeld wanneer astronauten in de ruimte zweven. Omdat er in de ruimte bijna geen zwaartekracht is, lijken astronauten gewichtloos te zijn en zweven ze rond in de ruimte. Dit komt doordat er in de ruimte geen tegenkracht is die hen naar beneden trekt. Als je bijvoorbeeld een bal omhoog gooit, valt deze weer naar beneden door de zwaartekracht van de aarde. In de ruimte is deze zwaartekracht er niet en zal de bal in een rechte lijn blijven bewegen. Zo werkt het ook met astronauten in de ruimte.

V4.1.1

Je formuleert voor een gegeven context het probleem, een hoofdvraag en een aantal deelvragen. 

V4.2.1

Je zoekt strategisch welke bronnen beschikbaar zijn en selecteert daaruit de beste bronnen 

V4.3.1

Je beoordeelt de geselecteerde bronnen op bruikbaarheid en je selecteert de informatie die het best bij de zoekvraag of het trefwoord past

V4.4.1

 Je beantwoordt de hoofd- en deelvragen door geselecteerde informatie tot een samenhangend geheel te combineren en te verwerken in zelf gekozen passende representaties, zoals tabel, grafiek, beschrijving of beeld en je trekt daaruit samenhangende conclusies. 

V4.5.1. 

Je rapporteert het resultaat (antwoord op de hoofd- en deelvragen) volgens een zelfgekozen opbouw in een zelfgekozen presentievorm. 

Als je een onderzoek doet, moet je de resultaten op een duidelijke manier presenteren. Je mag zelf kiezen hoe je dat doet. Je kunt bijvoorbeeld beginnen met een inleiding en dan de resultaten presenteren in tabellen, grafieken of tekst. Het is belangrijk dat je de resultaten goed onderbouwt en dat je aan je hoofd- en deelvragen beantwoordt. Je mag zelf kiezen hoe je de resultaten presenteert, bijvoorbeeld in een conclusie of met aanbevelingen voor verder onderzoek. Je moet wel rekening houden met je publiek en zorgen dat het voor hen begrijpelijk is.

V4.6.1

Jij en een medeleerling reflecteren op het proces, beoordelen het resultaat aan de hand van een aantal zelfgekozen evaluatieve vragen, jijzelf formuleert verbeterpunten en bespreekt dit met je docent. 

Wanneer je met een medeleerling samenwerkt aan een project of opdracht, is het belangrijk om na afloop van het project te reflecteren op het proces en het eindresultaat. Dit doe je door vragen te stellen over hoe het is gegaan. Dit kunnen vragen zijn als: wat ging er goed, wat kon er beter, wat hebben we geleerd, en welke problemen zijn we tegengekomen? Door deze vragen te beantwoorden, kun je een goed beeld krijgen van het proces en het eind resultaat. Op basis van deze vragen kun je vervolgens verbeterpunten opschrijven, zodat je in de toekomst beter kunt samenwerken en betere resultaten kunt behalen. Het is belangrijk om deze verbeterpunten te bespreken met je docent. Je docent kan je namelijk helpen om afspraken te maken om deze verbeterpunten aan te pakken. Ook kan je docent je helpen om een plan van aanpak te maken voor de volgende samenwerking, zodat je beter voorbereid bent en je doelen beter kunt behalen.

Maak een gratis website. Deze website werd gemaakt met Webnode. Maak jouw eigen website vandaag nog gratis! Begin